3.0

(Deze recensie verscheen eerder in Historisch Tijdschrift Aanzet)

Bestaat de Europese identiteit? Dat is de vraag die centraal staat in dit boek van journaliste Caroline de Gruyter. Voordat zij voor NRC Handelsblad als correspondent in Genève ging werken, werkte ze tussen 1999 en 2004 voor diezelfde krant in Brussel, het kloppend hart van de Europese Unie. Daar maakte ze kennis met de subcultuur van ‘de Europeanen’, een groep mensen die door hun eigen werk, het werk van hun partner of dat van hun ouders in de internationale gemeenschap terecht gekomen waren die zich sinds de oprichting van de Unie in Brussel concentreert.
De inleiding van haar boek begint De Gruyter met het verhaal van een bevriend stel. Hij is Deens, zij Grieks, en ze wonen al lange tijd in Brussel. Beiden werken voor de Europese Commissie. Hun zoon Max groeit op in die Europese subcultuur: hij spreekt van jongs af aan verschillende talen, gaat aanvankelijk naar de Europese school in Brussel en kent de geboortegrond van zijn ouders slechts van vakanties en familiebezoek. Het klinkt als iets prachtigs, iets waardevols; een kind dat opgroeit met het beste van verschillende culturen, dat leert om te gaan met een veelvoud aan nationaliteiten, taaltechnisch alle kanten op kan. De ouders van Max hebben echter de keerzijde van dit sprookje leren kennen. Zonder een duidelijke nationaliteit voelde de jongen zich verloren, hij voelde zich overal een buitenbeentje, paste nergens bij. Zelfs op de Europese school had je een duidelijk nationaal anker nodig om ergens bij te kunnen horen. Als hij vervolgens omschakelt naar de internationale school, begint hij zijn draai te vinden. Hier wordt alleen les gegeven in het Engels, en niet in taalgroepen, zoals op de Europese school.
De Gruyter ontdekt dat veel ‘Europese’ ouders worstelen met dit probleem. In welke taal moet hun kind opgevoed worden? Welk land is zijn vaderland? Kortom, hoe geef je je kind vaste grond onder de voeten wanneer je woont op het internationale drijfzand van Brussel? Deze zoektocht naar de juiste manier om identiteit vorm te geven zet De Gruyter op het spoor van dit boek. Ze raakt gefascineerd door de ‘Europese identiteit’ en de vraag of iets dergelijks wel bestaat. De kranten staan vol met berichten over de Europese politiek, maar over de mensen, de gezinnen, die daar achter schuil gaan hoor je niets. De zoektocht van deze journaliste naar de ‘Europeanen’, die waarschijnlijk het meeste reden hebben zich te identificeren met Europa, leidt tot een bonte verzameling verhalen van mensen die op uiteenlopende manieren een rol spelen in de Europese ‘getto’ van Brussel. Allemaal vertellen ze hoe zíj Europa beleven, welke identiteit zij zichzelf toekennen en hoe ze zich staande houden in dat wereldje vol nationaliteiten.
‘De Europeanen’ is echter geen boek met slechts persoonlijke verhalen. Door al die verhalen te bundelen weet De Gruyter ook de discussies over de EU die de laatste jaren steeds heviger worden een begrijpelijke dimensie te geven. Overal in het boek komt naar voren dat het probleem van de EU is dat het voor velen veel te abstract is. De Gruyter laat met deze bundel persoonlijke verhalen zien dat het anders kan, dat er een ander Europa bestaat dan de bureaucratie die de gewone burger lastig valt met tal van schijnbaar slechts bemoederende regeltjes. Uit het boek komt naar voren dat het veelal de nationale regeringen zijn die de EU als zondebok gebruiken, terwijl Europese regelgeving uiteindelijk voortkomt uit de beslissingen die al die regeringen gezamenlijk nemen. Ook wordt duidelijk hoe slecht regeringsleiders luisteren naar hun bevolking, en zo de EU precies de andere kant op sturen dan de burger zou willen. Dit is niet zo gek als je bedenkt dat de bevolking van Europa samenwerking op gebieden als buitenlandse politiek en milieu heel nuttig lijkt; nationale regeringen zijn veel te bang om op dergelijke gebieden hun soevereiniteit op te geven.
De Gruyter biedt de lezer met dit boek de mogelijkheid ‘Europa’ en de eurocraten die haar besturen eens van een andere kant te bekijken. De verhalen doen je constateren dat er levens schuilgaan achter de onbegrijpelijke massa van regeltjes, levens waarin vaak in ieder geval tot op zekere hoogte plaats is voor de Europese Droom, voor geloof in dit project dat ooit begonnen werd om de vrede te bewaren. De vraag of er een Europese identiteit bestaat wordt niet beantwoord, eerder zijn er aan het eind van het boek veel nieuwe vragen. De toekomst van een verenigd Europa is nog lang niet geschreven.